‘Hoi opa, ken jij Engels?’
‘Redelijk, hoezo?’
‘Er zit een jongen uit Afrika in onze klas…’
‘En die spreekt Engels?’
‘Ja. We hadden biologie…’
‘Je moet wel verder gaan, ik kan niet raden wat je gaat zeggen.’
‘Jij moet me niet telkens onderbreken!’
‘Sorry, wat was er met die Afrikaanse jongen tijdens de biologieles?’
‘We hadden het over sport en blessures en meester Han schreef een woord op het bord.’
‘Welk woord was dat dan?’
‘Liesblessure. En toen moest Jimmy ineens heel hard lachen.’
(opa Theo barst in lachen uit)
‘Moet jij er ook om lachen?’
‘Ja, heeft meester Han het niet uitgelegd?’
‘Nee, hij zei alleen: dit is zó grappig, vraag het thuis maar aan iemand die Engels kent.’
Willem, zeker grappig!