De catalpa draagt kale takken. Al het blad is los- en weggewaaid, behalve één exemplaar. Het was zo onfortuinlijk om een gaatje te hebben, zo ongeveer in het midden, en zich te hebben laten ‘ringsteken’ door een dunne tak, die er nu triomfantelijk mee pronkt.
Het is een zielige aanblik, ik moet me bedwingen om niet de ladder te pakken en alsnog het blaadje totale vrijheid te schenken. Te laten waaien waar het wil.
Ik voel me verwant met ‘geeltje’ – ik heb het al een koosnaampje gegeven. Jarenlang heeft een ‘tak’ mij in zijn greep. Te los om me te wurgen en te strak om me een eigen leven te laten leiden. Ik wacht op de man met de tang.
Dat blad waar zich een tak doorheen heeft geboord, herken ik. Goed beschreven, Willem. Van het einde begrijp ik werkelijk geen snars. Misschien valt het kwartje straks alsnog.
Ik sluit me aan bij Ewald.
Goed geschreven en mooi ook beschreven, is het ‘geeltje’ genaamd naar het blad dat van groen naar geel is veranderd aan kleur.
De tijd dat een hovenier uitsluitend mannelijk is, is voorbij Willem…Grt