‘Gezellig, lief. Snij jij de lente-uitjes brunoise?’
‘Ja, schatje.’
‘Wat doe je nou, lief? Brunoise, niet in ringetjes.’
‘Wat maakt dat nu uit, schatje.’
‘Niet zo eigenwijs doen, lief. En de peterselie moet ook nog gesneden worden. Heel fijn.’
‘Geen dank.’
‘Waarvoor?’
‘Je zegt: “Heel fijn.â€â€™
‘Ik bedoel de peterselie.’
‘O.’
‘De kastanjechampignons moeten worden gehakt; anders past het niet in de tongrolletjes.’
‘Tjonge, wat een gedoe.’
‘Wat zeg je?’
‘Niets. Hier, de peterselie.’
‘Zet nog maar even in de koelkast, lief.’
‘Vergeet je het dan niet in de vulling te…’
‘Nee, natuurlijk niet. Help me wel even onthouden.
Eet smakelijk, lief.’
‘Eet smakelijk schatje. Ik zie geen peterselie in de rolletjes, trut.’
‘Jij zou me nog helpen onthouden, klojo.’
het venijn zit in de staart