âHoi oop.â
âHa die Tijl, wat een weertje hè?â
âIk ga meteen weer weg om te voetballen.â
âEerstâŚâ
âInsmeren, ja opa dat weet ik nou wel.â
âIs het competitie?â
âNee, alleen trainen voor zaterdag.â
âHebben jullie een yell?â
âEen wat?â
âEen yell, een soort⌠strijdkreet.â
âIs dat niet stom?â
âNee joh, dat is goed voor de groepsdynamiek.â
âOpa! Geen moeilijke woorden.â
âO ja, het helpt jullie als team om met elkaar verbonden te zijn.â
âDoor een strijdkreet?â
âJa, heb ik niet verzonnen, dat doen de mensen al eeuwen.â
âWat kunnen we roepen dan?â
âJullie vereniging heet toch Groen-Wit?’
âJa.â
âNou dan kun je roepen: âWij zijn van Groen-Wit, jongens waar pit in zit.”â
âWe zijn toch geen perziken!â
âLaat maar.â
Er zit zeer beslist pit in.
Even een zeurtje: let op je aanhalingstekens.
Zie: âWij zijn van Groen-Wit, jongens waar pit in zit.â Eerst dubbel dan enkel.
En hier:âJullie vereniging heet toch Groen-Wit? Geen aanhalingsteken sluiten.
Levja, dank, ik pas het aan.
Goed schreven naar het thema en ja vruchtloze gesprekken heb ik vaak met onze kids
Willem. âNou dan kun je: âWij zijn van Groen-Wit, jongens waar pit in zitâ.â
Dit is geen goede zin. Achter kun je hoort nog bijvoorbeeld zeggen, roepen…
De aanhalingstekens met de punt staan niet goed. Dit moet zijn:
âNou, dan kun je roepen: âWij zijn van Groen-Wit, jongens waar pit in zit.”‘
Lisa, dank je wel.
Han, dank, ik heb het aangepast.
Willem de meeste conversaties zijn vruchteloos maar dat is ook vaak de bedoeling. Grt.