De nar klopte op de deur van de hofarts. Hij hoorde ‘ja’, waarop de nar binnentrad. Geneesheer De Stockelaere zat op de grond. Om hem heen stonden honderden speelgoedsoldaatjes opgesteld. De dokter was zo in zijn spel verdiept dat hij niet merkte dat de nar bijna naast hem stond.
Mocht de koning verschijnselen vertonen van alzheimer, het was nog niets vergeleken bij wat de degeneratie bij deze arts had teweeggebracht, dacht de nar. Zonder iets te zeggen verliet hij de kamer.
Van De Stockelaere hoefde hij niets te verwachten. Hij moest dit met de familie bespreken, natuurlijk, dit was een aangelegenheid waarvoor hij niet alleen de verantwoordelijkheid kon dragen.
Hij ging naar de bibliotheek, nam plaats en schreef de uitnodigingen.
Ik gun iedereen een hobby, Willem.