Oma van de spelletjes, van de liefde voor haar kleinkinderen, van ‘nemen jullie maar eerst’, had een ander, fel gezicht.
‘Zal wel weer kattekliek zijn,’ zei ze als ze iets op tv zag wat haar niet beviel.
‘Welnee, oma, dat heeft niets met katholicisme te maken.’
‘Nou, zou anders zomaar kunnen, die stinkzooi. Ik heb nog spijt dat ik die pastoor heb binnengelaten. Maar toen hij telkens vroeg of er nog geen tweede op komst was, heb ik hem eruit gelazerd.
Denk erom, als ik om een pijpdrop vraag als ik op apegapen lig: niet doen!’
Oma kreeg een hersenbloeding. Ze lag op bed en prevelde wat. Haar vingers en lippen bewogen: ze bad de rozenkrans en sloeg een kruisje.