Ooit verbleef ik in de winter een week in het Cisterciënzerklooster in de abdij Sion in Diepenheim bij Deventer. Gastenbroeder Johannes ontving de groepen studenten en rustzoekers vriendelijk en rustig. Je liet er het stadse rumoer achter je.
De oudste monnik was toen achtennegentig en hij liep soms weg tijdens de misdienst. Dat werd hem vergeven. Er kwamen weinig nieuwe monniken bij en het lukte niet meer de abdij en de landerijen te onderhouden.
De overgebleven mannen besloten daarom terug te gaan naar het eiland dat naar hen was vernoemd, de mooiste plek in Nederland, met een schier onmetelijke zandvlakte als strand.
Als zij op de duinen staan vervaagt de grens tussen water en lucht en proeven zij de eeuwigheid.
Mooi stukje, José.
En een schitterende slotzin.
heel mooi en ,inderdaad, prachtig slotzin. Zie ze gewoon staan.
Prachtige overdenking.
@José: eigenlijk zijn het twee verhalen in een. Mooi beschreven hoe zij voortleven.
dank voor jullie reacties. Het is deels gebaseerd op eigen ervaring in de abdij en deels op Schiermonnikoog waar de monniken later naar toe trokken.