Geen plek meer louterend in dit barbaarse tranendal dan de bodem van een vergeetput, gedwongen onderkomen van de kluizenaar, zijn vierkante meter woestijn. Stilte, eenzaamheid en veiligheid, als troostende armen om je heen.
Het deksel schuift dicht, nog een eetlepel lucht, de laatste lichtstraal, het vergeten gebeurd.
Bloemen noch kransen, verdriet noch tranen, haat noch wrok.
Een rat als laatste levensgezel, haar staart het ultieme bindmiddel met het al dan niet vergooid leven.
En spinnenwebben als beklijvende weefsels tussen misdadige menselijkheid en hermelijnen horror.
Honger en dorst, kortstondig aards lijden, lijken kinderspel in vergelijking met de onbeantwoorde behoeften van weleer. Het zijn de laatste kwellingen op het klimmend pad naar verlossing.
Non, je n’étais jamais seul avec ma solitude. (Moustaki)
Mooi van melancholie. Mooie chanson aussi