‘Bot is de naam. Inspecteur Bot.’
‘Politie?’
‘Waarom schrikt u zo? We hebben een verweerd kistje gevonden met wat goud en geld. Volgens het kadaster heeft hier voor u een juwelier gewoond.
En ook nog wat botten van een of ander beest.’
‘Blacky, mijn hond, zegt Bert.’
‘Strafbaar, maar ach…’
‘En mijn vader?’
‘Die ligt hier toch niet begraven, hoe komt u daar nu bij?’
‘Mijn moeder zei dat hij onder de tram was gekomen, maar ik geloofde haar niet.’
‘Meneer, uw vader ligt dan vast in een hele lange kist begraven. Dat is een geruststelling. Toch?’
Bert loopt naar de vrieskist en haalt er een diepvriesmaaltijd uit. ‘Zo, moeder. Nee, je mag er niet uit, anders word je ziek.’
Ja, ja …
Het verhaal neemt een verrassende wending …
@Levja. Een rare familie.
@Ewald. Ja, je weet niet waar dit naartoe gaat…
@Han: wat is raar? Vooral wat is waar?
@Levja. Ik weet het zelf niet meer. Verkiezingskoorts…
@Han: ben jij daar niet veel te nuchter voor?
@Levja. Ik ben wel een gevoelsmens.
Ik vermoedde al dat Bertje geen onschuldig hertje zou blijken te zijn…
Zou Bobje dan toch nog verschijnselen? Boef Bobje? ? ? ?
@Berdien. Zo zie je maar weer! @Mien. Niets is zeker…
@Han, een gevoelsmens met lugubere gevoelens….
@Lisette. Absoluut geen lugubere gevoelens, verre van dat! Puur fictief.
‘Mijn moeder zei dat hij onder de tram was gekomen, maar ik geloofde haar niet.’ Deze zin krijgt wel een heel andere betekenis op het moment dat Bertje een maaltijd uit de vrieskist haalt.
(Misschien ligt zijn moeder wel naast zijn vader, verdeeld in porties van diepvriesmaaltijden…) Luguber is het wel. Ik vraag me ook af hoe Blacky aan zijn eind kwam… En de vorige huiseigenaar…