‘De regering gaat weldra vallen, het volk komt in opstand, ze willen al inspraak, roepen om referendums.’ Zijn belerend vingertje gaat omhoog.
‘Het kan mij niet bommen, wat het landsbestuur doet.’
Mijn kop staat niet naar zorgen van morgen, ik leef bij het moment. De situatie waarin het hangt, is penibel. Veilig stellen is de opdracht, gezeur over ministers moet maar even wijken.
Normaal gesproken zou ik hem vragen: Moet het niet referenda zijn? Nu kan het me niets schelen. Een rampscenario vult mijn gedachten
‘Alsjeblieft, hou die lier met twéé handen vast!’
Het koord glijdt door zijn vingers, de katrol piept, de takel buigt, het antiek stort ter aarde. Slechts een centimeter hoger en mijn solide kabinet was gered.
in de slotzinnen blijkt dat je duidelijk zielsverwant bent met het de bijdrage van Peter mabelus mbt het trefwoord kabinet.
dubbeltje op zijn kant