Er zaten merels in de bomen, en mezen, mussen, zelfs een enkele gaai.
Ze vlogen allen op toen de schoten klonken. Ik zal niet zeggen dat ze oog hadden voor elkaar, dat hun blikken kruisten, maar onuitgesproken was hun reactie toch eensgezind.
Want het was iets onnatuurlijks dat hier gebeurde, zelfs tussen koud beton en steen.
Ze volgden hun instinct, door een oerkracht ingegeven, dat hun vertelde als iets niet deugde.
Het duurde even voor de sirenes wegstierven; het menselijk gehuil.
Ze landden weer in kale bomen, beschouwden het tafereel.
Ze wisselden blikken, gevuld met vragen en vooral ongeloof.
Boven hen hing een valk stil te bidden. Zonder haat, zonder geloof, zonder vooroordeel.
Die pretendeerde niets, speurde slechts naar prooi.
Aangrijpend …
Mooi stukje, Han en volgens mij het beste wat we nu kunnen doen. Er vanaf zekere afstand naar kijken, want begrijpen is voor ons net zo moeilijk als voor jouw toeschouwers in de bomen en in de lucht.
Stil…..
Even dacht ik dat het alle moest zijn in de tweede zin, maar toen ik het helemaal had gelezen, snapte ik dat allen subtiel perfect is, Charlie.
Dag Nel,
Dank je.
Dag Harrij,
Dank je.
Dag Anneke,
Dank je.
Dag Leonardo,
Dank je.
Prachtig stukje met deze gevleugelde invalshoek.
Is het niet ‘dat hun blikken zich kruisten’? Helemaal zeker ben ik daar niet van. Zoek ik eens op.
Dag Hay,
Dank je.
Dan zou het blikken die elkaar kruisen moeten zijn, denk ik. Maar blikken die kruisen, lees ik ook vaker
(en dat komt me omwille van 120W goed van pas).
Van Dale geeft je gelijk. Elkaar is sowieso beter dan zich. De stiekeme invloed van mijn Limburgs dialect, denk ik.