Sebastiaan en Clara hadden zojuist offline kennis gemaakt en beiden begonnen zich te ontspannen. Ze vielen elkaar op het eerste oog niet tegen. Geen van hen wilde de avond alleen doorbrengen. De conversatie, waarvan de wijn mede voedingsbodem was, of minstens een ontremmer, was levendig.
Plotseling fixeerde Clara haar blik, keek of ze de bacillen op mijn mond kon zien. Haar gestifte lippen weken enigszins uiteen.
Het was nog net niet of de engelen begonnen te zingen, maar de aandrang om haar te zoenen was enorm en Sebastiaan begon zijn hoofd in haar richting te buigen.
“Er zit een witte korrel op je lippen, rijst of zo,” zei ze met een grimas van afkeuring, die zich in de gelaatstrekken verankerden.
En alsnog boog ze naar hem toe om het te proeven…