’t Sprookje hapt naar de zwaan en daalt naar sprankje kwaad, reikt hoop en hinkt van bloeiwijze naar ’t verregaande kwijtgeraakt in wankele wanklank. Tot zon het verschiet verbleekt, vaart kielzog wel bij vaarwater en krult golfslag hebzuchtig en lukraak rietkraag. Blij en tegelijk ontiegelijk iglo strijkt Della waan en aai tot vaandellawaai, lorre tot zielenheil tot achilleshiel en korst maar raak. Waar vrachtwagen wacht, strijkt aarde vaag weg, wat tot herinnering aan bidprentje kwetst. Brede banen kleuren zwaaien in vaandel voor optochten uit, richting feestterrein. Fanfare volgt met koper, trommels en drommen, die in stoet of publiek uiteenvallen. De volle breedte van rijweg en stoepen zwelt tot stromen die zonder aarzelen parken passeren en slechts pauzeren bij Della’s bovenkamer.
hartje!
Bedankt Miranda!
Alsof ik in andere tijden verblijf.
Ik ga dit later nogmaals lezen.
Oké, Levja. Dat lees ik dan wel in andere tijden.
Met vriendelijke groet,
Chris