De aardappelbaard mijmert in verlangen naar intens leven en snikt het verlies van zijn onschuldsik. Zijn bespiegelingen graven diep in het aardappelijke aardoppervlak. Terwijl het snorregroen boven zijn knollen uitgroeit, tot over plusminus een maand de oogst zal inzetten, trekt de aardappelbaard in gedachten oostwaarts op zoek naar vrijheid, avontuur en echte aarde, niet dit doorgemeste apekontje. Na lang reizen arriveert aardappelbaard in een door schimmels aangetast gehucht. Die omstandigheid noopt hem tot een prompt besluit. De invallende herfst versterkt zijn besef van de overlevingsstrijd in de barre natuur. Elk aspect van zijn beproevingen ondergaat hij met wijsheid, een ervanener aardappelbaard waardig. Hij beseft; het zal mijmeren zijn en daarna de oogst en de bakkebaarden, of alleen oogst en bakkebaarden.
Ik las eerst onschulds-ik in plaats van onschuld-sik. Bijna had ik opgemerkt dat die hersenkraker me te machtig is.
De aardappelbaardavonturen zijn fraai verwoord.
Eén opmerking: In de laatste zin staat ‘zal’ en ‘zijn’zo ver uit elkaar dat het lezen van die zin nogal een puzzel wordt.
Beste Hay,
bedankt voor je reactie. De laatste zin heeft inderdaad onbedoeld een wat cryptische constructie gekregen. Wordt aangepast.
Met vriendelijke groet,
Chris