Met goede moed vertrokken, de eerste hindernis was genomen: na enige discussie zat schoonmama veilig en wel achteraan in de auto. We wilden haar even uit de sleur weghalen, voor de dementie alle besef van de werkelijkheid weggevaagd zou hebben. We wilden vooral dat haar man eens een dagje op adem kon komen.
Maar het bleek al snel geen goed idee: ‘Ik wil naar huis.’
‘Gaan we niet langs het water wandelen?’
‘Neen, ik wil naar huis.’
‘Ook geen ijsje eten?’
‘Neen! Ik wil naar huis!’
‘Toe, we zijn hier nu toch. Gaan we echt niet even naar buiten?’
‘Neen!! Ik wil naar huis!! Ik wil naar huis!!!’
Tranen.
Onmacht.
We keken naar mekaar, woordenloos, en zijn dan huiswaarts gereden.