De overkoepelde stad schitterde als een Kerstboom vol felgekleurde lichten.
De torengebouwen rezen majestueus op. Neonreclames lichtten op in de avondlucht en verspreidden een sfeer van commerciele gezelligheid.
Zijn keel was dichtgeschroefd omdat het de eerste keer was sinds vele jaren dat hij een stad vond. Hij had lang alleen geleefd, opgejaagd als de dieren die steeds minder talrijk voorkwamen omdat zij stelselmatig werden gedood door de jagerrobots.
Hij strompelde de stad binnen, uitgeput. Er liepen talloze voorbijgangers, soortgenoten rond en hij hield de eerste de beste aan. Die draaide zich om en keek hem aan met synthetische ogen. Anderen onderbraken eveneens hun voortgang en keken identiek naar hem. Het bloed in zijn aderen verkilde. De lichten waren eensklaps Kerstmisloos.