Sleutels, jas aan, naar buiten, fiets pakken, shit, telefoon vergeten, sleutels, deur open, naar binnen, niet op tafel, misschien in de keuken, hè, m’n portemonnee ligt hier nog, bijna vergeten, goed dat ik die mobiel, m’n mobiel, waar ligt dat ding, in m’n werktas, waar is die tas, daar, tas open, onder m’n agenda, mooi, tas terug in de hoek, deur op slot, fiets van het slot en fietsen, meteen links, en nou trappen, door rood, stukje stoep, wachten op de vluchtheuvel voor de stadsbus, snelheid maken, hoek om, afremmen, fiets in het rek, draaideur, portier vriendelijk aankijken. “Goede morgen. Ik heb om negen uur een afspraak met de heer Van Toor.”, korte stilte, “Prima, U kunt daar even wachten”.
Met punten zou het leuker zijn. Naar mijn idee dan.
Met de komma`s komt er vaart, en blijft er vaart in het verhaal, met een zo goed mogelijke opbouw naar de climax van het woord ‘wachten’ op het eind van het verhaal. Ik ging zelfs zo snel door het verhaal dat ik ook iets ben vergeten.
Met komma’s blijft de vaart er in, maar na ca. drie komma’s mag er wel een punt worden gebruikt – dan kan de lezer even op adem komen – en daarna genadeloos verder.