Er was eens een kleine, bruine vogel. Omdat zij alleen gelukkig was als ze zong, floot ze de hele dag en het grootste deel van de nacht.
‘Stil toch, wij willen slapen!’ riepen haar buren. Dat maakte de vogel ongelukkig, zodat ze nog vaker zong. Het was een oneindig probleem.
Op een dag fladderde een felgekleurde vogel de straat in. Zodra hij het gezang van de bruine vogel hoorde, zette hij zijn borst uit om mee te zingen. De buren klemden hun handen tegen hun oren. Meer gezang was het laatste dat ze konden gebruiken! Maar zodra de vogels samen zongen kon niemand hen meer horen. Ze waren geweldig.
En als niemand hen gescheiden heeft, zijn ze nu nog samen.
Leuk! Ik denk nog altijd na over de vraag wat die buren nu precies geweldig vonden.
De stilte?
Mooi gedaan, Ingrid.
De stilte?
Ja, dat was ook een van mijn gedachten. Ik vermoed dat je (Dar a luz)gelijk hebt.