‘Hoi oop.’
‘Hoi Tijl, lekker aan het voetballen?’
‘Niet meer, we moesten stoppen.’
‘Waarom dan?’
‘Sam moest thuiskomen en de bal is van hem.’
‘Jij hebt toch ook een bal?’
‘Lek.’
‘Kom, gaan we een nieuwe kopen.’
‘Waarheen was je op weg?’
‘Naar het kerkhof, even naar het graf.’
‘Mag ik mee?’
‘Natuurlijk, maar ik heb daar nog wel een klusje.’
‘Dan help ik je toch; wat ga je doen?’
‘Het grafmonument, je weet wel, die marmeren plaat met oma’s naam enzo, moet nodig schoongemaakt.’
‘Heb je daarom die tas bij je?’
‘Ja, ik heb maar wat spullen meegenomen.’
‘Oop, als jij dood bent, zal ik het gaan doen.’
‘Dat vind ik nou superlief van je Tijl.’
‘Eerst een bal.’
Erg luchtig Willem. Was het maar zo simpel. Grt.
Inderdaad luchtig maar denkend aan de jeugd van tegenwoordig.. minder voorkomend. Weet niet hoe oud Tijl is.
Heerlijke kinderlogica.
Lisa, ik schat Tijl op 9;
Levja, dank je wel (ik beschouw je reactie als compliment).
Het is zeer zeker als compliment bedoeld, Willem.
Wat is Tijl toch een lief kind.
Toen mijn opa werd begraven was ik 7. Ik zei:
“Oma, zal IK nu uw hand vastpakken nu opa er niet meer is?”