In de supermarkt krijg ik van een medewerkster van de voedselbank een papiertje in mijn handen gedrukt. Of ik boodschappen wil meenemen. Maar dat durf ik niet meer aan. Ik ben alleen, en een te volle kar zou argwaan kunnen wekken, dat ik ook boodschappen doe voor een ander. Want dan is ‘samen’ en ‘verbinden’ plotseling niet zo sociaal meer volgens de normen van de sociale dienst, maar voorbehouden aan een vals coronasentiment, en niet aan bijvoorbeeld een moeder en een dochter met een bijstandsuitkering, die door geboorte al met elkaar verbonden zijn. De medewerkster kan beter wachten op een BN’er met cameraman.
De paar boodschappen voor een vriendin in de bijstand breng ik vanavond maar, als het donker is.
Wat een treurnis.
Inge, dat is het zeker.