Wéér knipte hij mijn pony schuin af, spoot het nat met lotion uit een ijzeren fles met een slangetje en bal eraan, en kamde het in een kuif. De rest was ‘lekker fris’ opgeschoren. Oude mannetjes bij wie de maan allang door de bomen scheen, rookten een bolknak.
The last time. Dit was het.
‘Het zijn wel nichten,’ zei een vriendje die mij zijn kapper aanraadde. Liever dat dan een ‘oudemannetjeskapper’.
‘Ken je Mick Jagger?’ vroeg ik.
‘Jazeker.’
‘Kun je me zo knippen?’
‘Ja hoor.’
‘Je wordt niet kaal maar wel behoorlijk grijs,’ zegt mijn kapper.
‘Nee hoor, dat komt door de lichtval.’
Een jongetje doet de deur open en gelijk weer dicht – zou er ergens een oud mannetje zijn?
Je beschrijft de kapper uit mijn jeugd, Han. De fles met het slangetje en de bal, ik zie het weer voor me.
Ewald, ik denk dat er toen geen andere kapper bestond.
Klopt Han, als je foto’s uit de periode 1955 – 1965 ziet, was het inderdaad eenheidsworst. De scheiding links of rechts, dat wilde nog weleens verschillen.
Ewald. En stripboeken van Kuifje en Dick Bos. Als je klaar was een schuimpje (met haar!) uit een trommeltje.
Bij mijn kapper lagen geen stripboeken. Volgens mij kregen wij ook geen snoepje, althans daar staat me niets van bij.
Mooi Han, ook voor mij heel herkenbaar.
Willem, dank je. We zijn dan lotgenoten.