Mijn grootvader had een kroeg, een kroeg in de Jordaan. Daar groeide mijn vader op.
Oma was de baas, opa was meer “de kastelein”, de prater.
Was iemand dronken of maakte hij heibel in het cafe, oma regelde dat, pardoes zette zij de man de tent uit.
Hieraan kwam abrupt een einde door het overlijden van mijn opa een paar jaar voor de oorlog. Mijn vader, timmerman van zijn vak, zag in die tijd het ondernemerschap niet zitten. Einde van een tijdperk.
De oude foto’s herinneren aan deze tijd, vergezeld van de verhalen.
Nu zoveel jaren later, kijk ik naar die oude foto’s, stel ik mezelf voor achter de tap. Een bruin café, hartje Jordaan, wat had dat gaaf geweest.
Sfeervol beschreven café-stukje, Trees. De slotzin is meer spreektaal dan schrijftaal. …, wat was dat gaaf geweest.