‘Nou, bijzonder handig die weer-app, nicht Alida. Heb ik de jas net dicht, de paraplu uit de bak gehaald, hoor ik dat pingeltje. Ik doe de paraplu weer in de bak, de jas los, rits de binnenzak open, pak de mobiel uit het plastic boterhamzakje en zie nadat ik drie keer mis heb getikt dat het over drie minuten gaat regenen. Het duurt twee minuten voordat ik de mobiel in het zakje heb gestopt, in de binnenzak heb gedaan en de jas weer dichtgeknoopt. De apotheek is hier vijf minuten vandaan, dus je begrijpt dat ik dat nooit red zonder een stortbui van vier minuten op de kop te krijgen. Je zult toch echt zelf je steunkousen moeten halen, Alida.’
Nu vraag ik me af, Han, of dit een telefoongesprek was, of dat de heer Vreeswijk zijn app-angst heeft overwonnen en een appje van 120 woorden heeft verstuurd.
Ewald, een telefoongesprek.
Dat vermoedde ik wel, maar ik dacht: je weet het nooit met die Vreeswijk.