In die tijd ging je eerst inwonen bij (schoon)ouders. Die betaalden ook de bruiloft, je zou het later terugbetalen. De huwelijksreis ging niet naar Ibiza, maar naar een camping in de Betuwe. Van iedere boom mochten we eten, behalve de appelboom – de appels waren veel te zuur.
In de geleende Kever van mijn schoonvader paste een tentje waarvoor de verwende snotneus van nu zijn neus ophaalt. Maar wij pasten in elkaar. Met de tent opzetten kregen we geen ruzie, het onweer kwam pas ’s nachts. Een wervelwind blies de tent de verboden boom in, voor het eerst bewust van onze naaktheid die we beschamend met anderen deelden.
Vele stormen later ontbreekt het ons aan niets, en dat is te veel.
Knap! Zelfs met twee themawoorden. Mooie laatste zin.
@Han, je bent een rijk en delend mens.
@Levja. Dank je hartelijk!
@Willem. Haha, dank je voor het compliment.
@Han. Leuk verhaal hoor. Toen was geluk heel gewoon…
@Ron. Dank je wel.