De zon schijnt. ‘Rokje of kort broekje?’ vraag je.
Ik denk aan Sas van de tennisclub, lang geleden. Een paar jaar ouder dan ik en prachtig. Wanneer zij op de baan kwam bleef ik wat langer hangen om naar haar te kijken. Ik herinner me dat na het serveren haar rokje een keer over haar balclip bleef hangen. Een hele rally lang kon ik genieten van een half ontblote bil. Na het punt gewonnen te hebben liep ze ondeugend glimlachend terug naar de baseline en wipte met een achteloze handbeweging het recalcitrante kledingstuk weer op zijn plaats.
Ik kijk op. In je ondergoed sta je voor me, rokje in de ene hand, broekje in de andere. ‘Doe maar een rokje.’
Speels!
Doorgaans wordt buiten spelen als buitenspelen geschreven, maar misschien heb je het wel bewust zo neergezet.
Ach, waarde Ewald, gewoon even buiten de paden gaan. Wel de anderhalve meter in de gaten houden.
In natuurgebieden echter altijd óp de paden blijven. Daarbuiten groeien vaak zeldzame bloemen (orchideeën bijvoorbeeld), planten en paddenstoelen die je anders vertrapt.
Het ligt nooit in mijn bedoeling om ook maar iets in de natuur te vertrappen. Ook niet op de ziel van mensen die de kunst een warm hart toedragen.
Dat laatste ben ik niet helemaal met je eens. Stel je voor dat je de kunst een warm hart toedraagt, maar respectloos bent naar medemens of dieren. Niet helemaal ondenkbaar. Kunst is een groot goed, maar komt niet op de eerste plaats.
Zulke gedachten komen niet eens in mij op, Ewald.
Maar die mensen bestaan wel, Levja, en niet alleen in mijn gedachten.
De mens is net als alles in de natuur heel verschillend. Mooi, maar niet zaligmakend.