‘Rustig maar meneer Korteind. Er is zojuist iemand naar Janneke toegestuurd. Jullie hadden een première toch, bij Carré? Er is niemand anders in het water gevonden. Zeker weten. Heeft Muts een mobieltje bij zich? Dan bellen we hem.’
Muts neemt niet op. De telefoon blijft overgaan. Voicemail. Joop spreekt langzaam en bedachtzaam in. ‘Muts lieve jongen. Bel me snel terug. Er is iets vervelends gebeurd. Bel snel, pap.’
Janneke komt Carré uitgelopen, vergezeld van een hulpverlener. In korte tijd overziet ze de situatie. Het onheilspellend blauwe licht. De kade vol publiek. Een brancard gedragen door twee broeders. De slip van een rood plastic jasje onder het laken. Joop, snikkend met het hoofd tussen de benen in de ambulance. Ze breekt.
Recente reacties