‘Help, help. Ja. Ik ben verdwaald in het bos. Eng bos. Weet niet waar ik ben. Help, help. Mamma! Kruimels, kruimels, waar zijn mijn kruimels? Op! Ze zijn op. Mamma! Mamma! Waar ben ik nu? Die bomen. Die spoken. Kijken me aan. Boe, boe! Ze roepen. Help, help. Ik ben bang. Wie komt me helpen? Ik heb geen sleutel. Waar is mijn sleutel? Mamma, mamma. Ik heb honger. Ik heb dorst. Ik ben bang. Help.’
Een klein leep wezentje volgt het meisje door het enge bos. Een raar mannetje is het. Hij valt voor kleine meisjes in het rood. Een smiecht is het. Het meisje weet van niets. Plots staat ze voor een grote vijver. Smiecht volgt haar nog steeds
Dag Mien. Ik heb al een vervolg op het forum in soortgelijk verhaal neergepend. Wat jammer nou dat je daar niet bij kunt…
En over jouw bovenstaand stukje: ‘smiecht’ is een prachtig woord. Het is lang geleden dat ik dit mooie woord nog eens hoorde. Het kwam zeer verfrissend bij me binnen. En als je bedenkt dat het hier buiten weer boven de dertig graden is, wil dat wel iets zeggen.