En dat het dan zomer wordt. Dat we dan, nadat we zijn uitgeslapen, bijvoorbeeld in Amelisweerd gaan wandelen. Ik breng een picknickmand mee, dat klinkt romantisch.
We zitten daarna in het gras, onder de wilgen, die dan zo mooi wit en pluizig zijn. We drinken wijn, eten geen kaas, wel andere hapjes. Vogels fluiten.
Maar uitslapen lukt niet. Er is geen picknickmand. Alles zit gewoon in een plastic boodschappentas. Het deksel is van de olijven gevallen en nu zit alles onder. De kurkentrekker is vergeten. Je bent chagrijnig, want je hebt hoofdpijn, maar vindt niet dat paracetamol nodig is. Je kijkt naar de pluizige takken van de wilg.
‘Ik ben allergisch voor katjes’, zeg je dan. En dat is dat.
Zo zal het gaan, zo is het dus en het zal nooit iets anders worden. heerlijke winterdepressieachtige ondertoon.
@Laura: Herkenbaar, de berken en elzen bloeien en die stomme wilgenkatjes ook, daarom heb ik rode ogen. Ik huil niet.
Je eerste zin vind ik fantastisch. Het maakt dat ik helemaal voor je 120woorden ga zitten. Hoe je daaropvolgend de werkelijkheid beschrijft is geweldig. Ik voel met hp mee. De laatste zin zegt het allemaal. Top!