Heel langzaam loop ik mijn lichaam na. Rechtstreeks, niet via een spiegel. Nich via een staande spiegel noch een hangende. Ik ben geen heks. Ik ben ook helemaal niet mooi. Eigenlijk ben ik heel lelijk. Zegt men. Men ja. Alsof dat zo belangrijk is, wat men ervan vindt. Van mijn lichaam. Blijkbaar. Er is geld aan te verdienen. Niet blijkbaar. Zeker weten.
Alles in winkels is erop gericht. Op mooie lijven en lichamen. Lijven is voor popiejopies. Lichamen voor de anderen, die niet popiejopie zijn. Ik kijk via mijn schouder, naar mijn bovenarm en onderarm, naar mijn pols, hand en vingers. Die houden een pen vast. Daar schrijf ik dit stukje mee. Lichaamseigen. Mooi man. Dat mijn lijf dat kan.
Tuurlijk Mien, het is maar wat je er mee doet uiteindelijk.