Het kan geen toeval zijn: vandaag kwam het gedicht ‘Mimosa’ van J. C. Bloem mijn mailbox binnen met daarin de volgende regels:
‘Zonlicht waast door wein’ge kieren heen
Als een gouden uitgeblazen adem’
Een prachtig beeld; het zonlicht grijpt elke kans aan om door te komen en vult met haar adem zelfs een bijna afgesloten ruimte. Ik denk aan straatstenen waartussen soms een mooie bloem tevoorschijn komt, terwijl er nauwelijks vruchtbare aarde aanwezig is.
Maar er is geen leven zonder de voortdurende aanwezigheid van de dood. Zo eindigt Bloem het gedicht
‘Daar staat in een oude Sèvres-vaas
Een verwelkende mimosa-tak,
Gele bolletjes op zwarte stelen,
En die geuren drijven in de kamer
Stervend, als ’t geluid van fluiten ’s nachts.’
Uiteraard doe ik niet mee met de wedstrijd met zoveel geleende tekst, maar ik wilde deze graag delen.
Voor de liefhebbers hier het volledige gedicht:
Mimosa
In de kamer, waar de luiken dicht zijn,
— Zonlicht waast door wein’ge kieren heen
Als een gouden uitgeblazen adem —
In een hoek vol dageschaduwen
Hangt een loome geur, als van de zakdoek,
Die een vrouw na ’t bal vergeten heeft.
Daar staat in een oude Sèvres-vaas
Een verwelkende mimosa-tak,
Gele bolletjes op zwarte stelen,
En die geuren drijven in de kamer
Stervend, als ’t geluid van fluiten ’s nachts.
J.C. Bloem (1887-1966)
Genoten hiervan. Een waar ontwaken op deze ochtend.
Fijn, Levja, dat woorden en beelden dit effect kunnen hebben.
De dichter van de vergankelijkheid
Ja dat klopt, José.
En wat kon hij er mooi over dichten!