Op 6 januari, Drie Koningen, hoort iedereen de kerstspullen op te ruimen. Maar nog elke ochtend als ik de gordijnen openschuif, kijk ik tegen een trosje kerstballen aan, midden voor het raam aan de overkant.
Na een week wordt het me te gortig. Ik steek over en bel aan. ‘Pardon,’ zeg ik tegen de man die opendoet. ‘Wanneer gaat u de kerstspullen opruimen?’
Hij beweert dat hij alle ‘kersttroep’ al lang heeft weggeborgen. Het trosje kerstballen heeft hij laten hangen, want het ‘staat zo leuk’. Mijn vraag of hij het weg wil halen, doet de deur dicht.
De volgende ochtend als ik de gordijnen opendoe, moet ik mijn ogen dichtknijpen. Ik word bijna verblind door alle kerstlichtjes bij de overbuurman.
Een voor een bemoeizieke buurvrouw ☺
Dank Ewald