De aanblik van de stille, nog steeds schemerige straat dreigt haar dag alleen maar meer te somberen. Het liefst zou ze de gordijnen weer sluiten om terug te keren in haar eigen kleine wereld. Wederom vraagt ze zich af, net als gisteren en eergisteren, waarom ménsen in vredesnaam niet aan een winterslaap doen. Ze knikkebolt wat in haar schommelstoel.
Onwennig schalt de bel. Ze schuifelt naar de deur. Er is niemand te bekennen. Of toch? Om het hoekje van het huizenblok verschijnen twee ondeugende gezichtjes.
‘Belhamels!’ Haar stem klinkt bijna net zo schel en onwennig. Demonstratief balt ze haar vuist in de lucht. Glimlachend echter sluit ze de deur; even brak de zon door, om onverwacht haar dag te kleuren.
Dit zie ik zo voor me.
Een mooie, Irma
Dank jullie wel, Levja en Ewald!
Heel mooi, vooral het stukje : ‘Belhamels!’ Haar stem klinkt bijna net zo schel en onwennig.
Mooi gevonden!
Dank je wel, Katie. Die zin stond er eerst niet, maar kwam toen toch zomaar bovendrijven. Ik vind het ook een mooie zin.
Zuster Moekestorm,
Een leuk verhaal over eenzaamheid en ring-rakkers.
Dank je wel, broeder Vork. Je hebt precies de kern geraakt!
Prachtig geschreven, Irma. En ook het woord ‘belhamels’ weer eens onder het stof vandaan gehaald.
Hartje!