Zo’n mislukt chalet in het bos duidt op een pannenkoekenhuis. Ik naar binnen. Tis stampvol. Dan maar op het verwarmd terras. Geen vrij tafeltje te bekennen. Ik draal wat rond bij een ouder echtpaar dat hun conversatie abrupt staakt.
“We zijn net klaar. Schuif maar aan”, zegt zij. “Hij kan niet goed kauwen, begrijppie wel en ik zit vol van die beslaglap.”
Ik neem plaats en weet dat er een woordenwisseling thuis zal worden voortgezet. De man duwt zijn bord van zich af. Het wachten is op een boertje, wanneer er een onbestemd goedje op oud vel kletst.
“Dat is nog eens een mop duivenstront op een kale kop … met je ‘wederhelft’. Afblijven, Arie! Wah zeggie? … Neem mijn servet dan!”
Jakkes.
Ik zie het voor me – jakkes!
Ik denk dat ‘ik’ in de laatste zin van de 3de alinea weg moet. En in de laatste alinea kan ik niet volgen wie wat zegt – aanhalingstekens ontbreken ergens.
Marlies,
dank U. Gepiept.
Rob.
Marlies,
Ja, beter geschreven met CĂ©line … (puntjes)
Dag,
Rob.
Marlies!
nu begrijp ik je vraag. Ik heb de “” aan het eind van de zin geplaatst. Zo praten mensen: ze geven antwoorden op hun gestelde vragen. Dat doen Lang-gehuwlijkten, denk ik.
Rob.
Broeder Rob,
Ik kende pannenkoek in mijn onderbroek al, maar dit is duivenmop op kalekop.
Leuk verhaal.
VorK.
Je schijt weer wat moois af, Rob!
Met vriendelijke grrrr plus hartje,
Chris
Haha geweldig!
Boeren, Buitenlui en Dames in bijzonder,
dank voor Uw enthousiasme.
Moest er zelf ook om lachen. Tis Rotterdams. Mijn Heimat. Heimwee ik?
Rob.
Nou moet je niet kwaad worden want ik ben vast de enige die de mop (weer eens) niet snapt.
1:De ik in de derde alinea is helderziend? Hij of zij gaat dus zitten en ziet al aankomen dat er een viezigheid gaat gebeuren? (Ga jij gaan zitten op een terras naast een brakende man?)
2:De oude man duwt zijn bord van zich af? En spuugt de brei uit op het kale hoofd van zijn vrouw?
3: Wie zegt de laatste alinea? Twee verschillende personen tussen dubbele haakjes?
Nele,
ik word niet kwaad op lezers.
Groet,
Rob.