Niet in de binnenzak van mijn zomercolbert. Klop uw schoenen eens leeg, hoor ik mijzelf bazelen. Haal uw hand als een riek door uw kuif. Waar zijn de woorden? Een niersteenkoliek helpt wellicht. Wacht!, onder mijn oksel klopt een lidwoord; aan mijn wenkbrauw kleeft een uitroepteken. Daar is nog geen verhaal mee geschreven. Mijn pantalon heeft vele zakken. Een voor één keer ik deze binnenstebuiten. Een muntstuk klettert op het arduinen bordes. Ik trap met mijn sneaker het muntstuk in het groen. Aan bladeren hangen geen woorden. Heggen zwijgen. Woorden zitten in mij … ergens verstopt. Hoe hard ik mijn neus ook snuit, boer of transpireer, geen woord te bekennen, dan die ene hulpeloze uitroep die mij rest met plassen: Au!
beetje cryptisch voor mij!
Inderdaad een beetje cryptisch. Er komt geen verhaal maar het plassen doet pijn? Het leest wel fijn. De beelden komen, in ieder geval bij mij, mooi binnen.
Ja, het is moeilijk om uit te leggen waar woorden vandaan komen. Alleen het woord ‘au’ kun je oproepen als je jezelf pijn doet.