Door de dichte menigte vecht ze zich een weg naar voren. Ze duwt en trekt, veroorzaakt gevloek en gegrom, voelt een klodder spuug warm over haar blote arm naar beneden glijden. Iemand grijpt haar beet, duwt haar terug. Maar ze moet door. Dóór! Een vuile blik, een goedgeplaatste elleboog, ze kan verder.Â
Dan staat ze vooraan. Haar boezem hijgend tegen het haastig opgebouwde houten podium, de mensenmassa duwend in haar rug, hart in de keel.Â
Vuile verkrachter! Hoerenjong! scandeert het publiek als hij het schavot wordt opgeduwd. Brandende tranen in haar ogen, doodsangst in de zijne.
Snel voltrekt de beul het vonnis. Hij verstaat zijn vak. Hij wel, denkt ze als ze zich gebroken en alleen terugsleept richting de korenvelden.Â
Recente reacties