Die nacht mocht ik eten bij een arm gezin
brandnetelsoep in borden van tin
de aardappelziekte door regen zo veel
zorgde voor bijna geen hap door de keel.
Moederke, zoontje, vader.
Tot op de botten zo mager.
Gaven mij wat, wat ik niet at.
Ik dacht: ”Bewaar het voor later.”
Deur vloog open en de Schout stampte binnen.
Dikke billen, schone kleren van de fijnste linnen.
Wilde gelijk beginnen over de aardappels innen.
Ik wist hem met de VorK aan een stoel vast te pinnen.
“Waarde vriend,
zie dit gezin tot op het bot zo mager.
Wat moet u van hen nog
voor de koning en de pater?
Uw volle buik gebruik ik even,
om dit gezin te laten leven.”
Sterk!
Hé die heb ik live gehoord Sterk inderdaad, in betekenis en in ritme!