‘Vrouw, hoe heb je je nu weer opgetut? Is het alweer carnaval? En waar zijn de mosterdzaden?’
‘Welke zaden?’
‘Ik had ze hier gelegd.’
‘O, die. Ik dacht dat het peultjes waren en ik had ineens zo’n zin in peultjes.’
‘Je hebt ze ingeslikt? Allemaal?’
‘Ik ben bang van wel.’
‘Stomme koe, je hebt alles verkwanseld. Straks wil de koning een broodje kaas met mosterd. Als ik er geen kan maken, dan mogen we weer gaan bedelen, aarde eten en onder bruggen gaan slapen.’
‘Kijk eens goed naar mij.’
‘Jij bent onmogelijk.’
‘Nee, nee ik denk dat we nooit meer honger hoeven lijden.’
‘O schat, nu zie ik het. Warempel. Warempel. De planten uit je oren dragen zowaar voldragen mosterddopjes.’
Beste nelededeyne, welkom op 120w! We vinden het leuk dat je meeschrijft op onze site! Als je vragen of opmerkingen hebt horen we het graag, bijvoorbeeld op ons schrijversforum. En vergeet niet dat je altijd in gesprek kunt gaan met je collegaschrijvers via de reactiepanelen.
Groeten en veel 120 woorden lees- en schrijfplezier gewenst!
De 120w-redactie