We waren ’s-morgens in alle vroegte vertrokken om op tijd op Schiphol te kunnen zijn. Je kunt nooit weten wat er onderweg zou kunnen gebeuren.
Voordat we de deur achter ons dichttrokken, knuffelde ze de kat en liep nog een laatste keer alle kamers door om te kijken of ze niets vergeten was.
Met rode wangen en bloeddoorlopen ogen nam ze plaats op de achterbank. Met een klap sloeg het portier dicht.
‘We gaan!’ zei ik. ‘Anders zijn we verder van huis.’
Ik startte de auto.
En zij keek door het raam naar de regendruppels die gestaag naar beneden gleden. En naar de buurt. De buurt van haar jeugd die met het voortgaan van de auto beetje bij beetje afbrokkelde.
Interessante observatie, intrigerende tekst, ook met de gekozen titel.
Mooi
Goed stukje.