Het waait vandaag. De bladeren maken een dansje op de stoep: heen en weer, omhoog en laat maar gaan. Ze draaien mee in een steeds weer ander ritme en als ik ze wil aanraken, gaan ze stiekem een stap vooruit. Ik grijp er altijd naast. Totdat ik ineens de wind door mijn haren voel glijden. Zo’n streling waar je ineens kippenvel van krijgt. Ik sta stil, gesloten ogen, gebogen hoofd. Ik laat de wind mij strelen: sla je arm maar om mij heen. Even zijn er geen bladeren, geen vogels in de lucht. Enkel ik en de wind. De wind waait ook voor mij, streelt mij. Als ik eindelijk mijn ogen open, zie ik dat ik op een eikel sta.
Mooi, behalve de laatste zin.
mooi
De wind kan heerlijk strelen. Maar je ook zo van de weg blazen.
bijna een gedicht. sterer het is er een