Kun je, al rollend en dollend, schuivend en snuivend, ruikend naar schapenstront, helemaal in het rond stuiterend met goed fatsoen een dijk bewandelen? Ik niet. Dijken bespotten zich niet met kolderieke grappen en prille lenteachtige kriebels, ze hebben het druk met water, gras en schapen. Trekken zich niks aan van jou en mij. Dijken keren. Of ze lekken. Daartussen alleen een snotneus met zijn duim in een gat, roepend om hulp.
Tussen ons is alleen de wind en de wolken. Een uitzicht zover als ik kan kijken, strekt zich naadloos door in de diepe bruine ogen die met een stille storm naar me staren. Langzaam dwingt de zeewind mijn hand in de jouwe en zijn we even een met alles.
@Lijmstok, zeer poëtisch