De kist zakt in het gat.
Ernaast wacht modder,
en het ruikt naar mos.
Het doet me denken aan het bos
waar we samen wandelden,
elkaars hand vasthielden.
‘Stof zijt gij…’
Maar ik luister niet,
het is allemaal zo intens,
schiet vol,
overmand door verdriet.
Ik zal je nooit meer zien,
nooit meer voelen,
nooit meer ruiken,
aan je geparfumeerde hals.
Ik mis je, ik mis je, mijn liefste.
Was je nog maar een paar dagen hier,
dan kon ik je hand vast houden,
samen naar het bos,
om eindeloos te wandelen,
en je nooit meer los te laten.
Een handvol modder op de kist,
en laat je hand los,
ik moet wel,
en wandel voortaan alleen in het bos.
Om stil van te worden!
Wat een mooi en beklijvend stukje poëzie!
@ Anna, dank je, en wat een prachtig woord is beklijvend toch.
Mooi, op één zin na.
‘het is allemaal zo intens’.
Het kan aan mij liggen, maar dat vind ik nu juist geen intens overkomende zin. Al die andere wel.
@Hay, ‘Het is allemaal zo intens’ is de catharsis, het moment dat hij het uit wil schreeuwen. Maar hij herpakt zich, en vertelt verder…
Het is laat. Morgen lees ik het met een frisse blik (hoop ik) nog een keer.