Als hij springt, springt hij in het diepe.
Dat weet hij.
Hij voelt de koude reling van de brug starend naar een wapperende vlag in de verte die hoog aan een mast fier het water toe juicht.
Hij juicht ook. Diep van binnen voelt hij vreugde. Zijn hart maakt een sprongetje als hij denkt aan gisteren.
Als de dag van gisteren jaren terug.
Zo diep als toen voelt het al lang niet meer, maar met zijn ogen dicht wankelend langs het randje, los van de reling deinend op de wind neemt hij zichzelf mee naar het moment van toen. Zwevend van gelukzaligheid .
Zijn gedachten drijven hem van het wankele. Zijn voet voelt wal noch kant.
Gerafeld is de vlaggenrand.