Kleurloos, geurloos, stil. Seizoenen bestaan niet meer. De fauna is uitgestorven. Planten en bomen gingen zielloos ten onder.
Er schuifelen nog wat grijze, kromgebogen figuren door de straten. Om hen heen ligt de wereld in puin. Ze beseffen dat ze zelf schuldig zijn aan deze ramp, aan dit onleefbare, uitzichtloze bestaan. Het moest immers steeds sneller, beter, goedkoper. Ten koste van de natuur.
Ze waren gewaarschuwd, al vele jaren lang. Hadden ze maar beter geluisterd. Het enige wat hun nog bindt is een kolossaal schuldgevoel.
Er is geen enkel doel meer. Ze zijn simpelweg in beweging om een beetje warm te blijven. En waarom eigenlijk. Alle hoop is verloren. Het verleden vergaan, het heden een tranendal en de toekomst duister.
Het begin is mooi, al kan de zin ‘De fauna is uitgestorven’ beter weg. De zin daarop zegt hetzelfde en veel fraaier.
Het vervolg vind ik eerlijk gezegd minder. Voor mij wordt dat te zeer een soort preek.