We spraken af in het café van de Belgische Loodsensociëteit.
Ik dronk, in afwachting van haar komst, gezwind borrels en toen ze het establishment betrad, was ik alles wat ik wilde zijn en alles wat ik wilde zeggen al weer vergeten.
Ze omhelsde me en drukte een vluchtige kus op mijn wang.
Ze bestelde een rode wijn.
Ik keek naar haar en telde de jaren.
Van de schoolbanken tot nu.
Dertig jaar waarin we elkaar iedere keer weer opzochten, altijd goede vrienden waren en soms minnaars.
Het zomerjurkje met laag uitgesneden rug liet het getatoeëerde roosje op haar rechterschouder zien, ingebed in een vaal gekreukte huid van ontelbaar kleine mozaïekjes.
“Meta!” probeerde ik nog enthousiast. Het lukte me niet meer.
Recente reacties