Het schemerlicht vindt een minuscule opening door een kier van het rolgordijn. Ik lig met halfgeopende ogen onder een muf ruikende deken. Ze helemaal openen wil ik niet. Dan zou alles veel te helder worden, te kwaadaardig.
Ik leef al enkele weken in een soort van droomtoestand. Een schijnwereld die mijn dagelijks leven heeft omfloerst. Van toekomstperspectief is geen sprake meer. Hetzelfde geld voor tranen. Van de een op de andere dag is deze bron opgedroogd.
Mijn adem wasemt op het zolderraam. Met mijn vingers trek ik strepen tot ik zicht heb op de straat. Aan de overkant van de straat staar jij naar het zolderraam. Ik zwaai nog elke dag naar jou, maar je zal dat nimmer meer zien.
Als je ook nog begint te kloppen dan wordt het echt eng!;)