āPas op!ā hoor ik achter me. Te laat. Met een rotklap beland ik plat op de grond. De scherpe rand van de roestvrijstalen snijtafel, mis ik op een haar na. Door mijn arm schiet een pijnscheut en mijn bil voelt beurs. De half opgegeten chocoladefondant landt met een zachte plof, vlak naast mijn hoofd. Het bord met goudkleurig randje iets verderop. Gebroken, net als ik. Ik blijf liggen, opstaan lukt niet meer. Voorlopig althans. De tegels zijn nat en mijn schoenen profielloos. De keukenvloer genadeloos hard. De chef dweilt niet.
Borden met een goudkleurig randje zijn meestal van porselein. Zonde! Goed stukje.