Al een paar dagen zag ik je in de buurt, in het warme oktoberweer, schuchter, ineengedoken, zwervend over straat.
Zeker, ik moest eerst niets van je hebben. Smoezelig, zwart, een onverzorgde kop; het waren je ogen die me raakten, droef en blauw.
Warm oktober verliep in grauw november. Langzaam kroop je uit je schulp; waarschijnlijk was het de honger die je dreef. Twee dagen leefde je recht voor de deur. Wegschietend wanneer ik naar binnen of naar buiten wilde.
Toen schoot je zelf naar binnen, de warmte tegemoet. Dat was twee jaar terug. Je weer buiten zetten had geen zin, eenmaal kon ik me dat over mijn hart verkrijgen. Maar je wist, omlopen en door het kattenluik er weer in.
Recente reacties