De kever vloog met gazen vleugels geruisloos op me af en zette zijn haakpootjes vast op mijn jasmouw. In rust sloot het zijn twee felrode schildjes over zijn onooglijke lichaam tot één vurig zwartgestippeld geheel en scheet geel op het katoen. Voorzichtig dwong ik het beest over te lopen op m’n hand door hem met mijn nagel een insecten-el omhoog te wippen. Toen viel hij een insecten-mijl omlaag. Ongelukkig spartelde zes pootjes in de lucht, onmachtig op te krabbelen vanuit het loopgraf tussen de betontegels. Met gepeuter van vier nagels kwam de bolle kant onder het gekriebel niet boven. Ergenis ontbrandde vanwege dit geleedpotige geklungel en ik drukte het Ingeltsje in de koude aarde. Je eerste moord vergeet je nooit.
Pssst
wrede man, durf je wel tegen zo’n kleintje?
Grappenmaakster. Jij hebt geen schopjes meer nodig sinds je 120 woorden hebt herkend.