“Het was een barre winter. Al weken had het zo hard gevroren dat het grote meer achter de dijk dicht zat. De bittere wind schuurde zijn wangen schraal, maar Harm wist dat hij moest doorgaan. Met zijn pet stevig over zijn hoofd getrokken, liep hij, gebogen tegen de woeste wind in, naar de stal. Daar stond de deur te klapperen. Hij liep over het pad, langs de dijk. Harm voelde de wind aan zijn kleren rukken.
Plotsklaps klonk een enorm gekraak. Geschrokken keek Harm in de richting van het meer. Grote blokken ijs waren op elkaar gestapeld, een muur van bevroren platen leunde tegen de dijk…”
…vol ingetogen spanning nestelde ze zich dieper in de warme bank, vergenoegd en verderlezend…
Recente reacties