Ik leg mijn hand zacht om jouw gezicht.
‘Wat ben je prachtig,’ zeg ik.
Mijn hand glijdt verder, langzaam, onderzoekend. Mijn vingertoppen maken onderweg opnieuw kennis met je. Je sluit je ogen. Genietend vervolgt mijn hand zijn weg. Over je armen, naar je handen en vingers. Even sluiten de jouwe zich om mij heen, een bevestiging van ons samenzijn. Het warme gevoel in mijn borst gloeit op. Je gezicht ontspant, de glimlach verdwijnt, je ademhaling wordt dieper. Mijn handen staken aarzelend hun zoektocht als ik ontdek dat je slaapt. De teleurstelling ligt, diep in mij, op de loer.
Ik til mijn hand op van je huid.
Dan schieten je ogen open.
‘O,’ lach ik opgelucht, ‘ik dacht dat je sliep’.
Pfff, opluchting!